Deze prachtige bel komt uit het huis van mijn moeder. En daarvoor stond hij, neem ik aan, in het huis van mijn grootouders. Ik weet dat mijn vader familie had die vóór de oorlog in Indië woonde. Er is een familieverhaal dat mijn vader (basisschool leeftijd) een brief aan zijn neef Paul wilde schrijven in vlekkeloos Nederlands: “Lieve Paal, ik heb zweren…”
Tja, een paal in het Limburgs wordt uitgesproken als ‘paol’ en Paul klinkt zowat hetzelfde. Logisch, toch?
Hoe dan ook, we hadden wat voorwerpen uit ‘Indië’ thuis, waaronder ook een kris, die erg tot de verbeelding sprak van mijn jongens. Als ze heel voorzichtig waren, mochten ze onder streng toeziend oog van oma een zwaardgevecht doen: de een met een zwaard uit de 1e wereldoorlog, de ander met de kris.
Ik vond deze voorwerpen altijd prachtig om te zien. Deze bel ook. Wat een fijne versieringen staan erop! Ik vraag me wel eens af hoe het zou zijn als deze voorwerpen konden praten. Vertellen wie hen gemaakt had en wie hen gekocht had. Waar ze gestaan hebben voordat ze ingepakt en verscheept werden naar het koude Nederland.
Je zou haast in de verleiding komen er een verhaal over te schrijven. Maar van Indonesië weet ik niet veel, al heeft het land me altijd erg geboeid. Het bracht me wel op het idee weer eens Oeroeg te gaan lezen van Hella S. Haasse. Prachtig verhaal, met haar woorden schilderde ze de mooie natuur maar ook het leven van de mensen daar.
Aan de bel hebben mijn zus en ik trouwens lichte traumatische herinneringen. Toen we nog thuis woonden, ging mijn moeder een keer de kamer verbouwen. De klusjesman zou op Aswoensdag beginnen (!)
Dus na drie dagen stevig carnaval gevierd te hebben, werden wij op Aswoensdag gewekt door een carnavalsliedje: ‘As ut weer aswoensdaag is…’, begeleid door het doordringende geluid van de bel. Naast je bed. ‘s Morgens om acht uur…. Au!
